Industry moet digitalisering opvoeren
Om de meer dan gezonde groei van de maakindustrie de laatste tijd te handhaven, moeten de digitaliseringsinspanningen worden opgevoerd, blijkt uit een analyse van ING.
De Nederlandse maakindustrie doet het goed, blijkt uit onderzoek van ING. De afgelopen vijf jaar groeide de toegevoegde waarde van de sector in de periode 2017-2021 gemiddeld met vijf procent per jaar, bijna twee keer zo snel als de historische 2,8 procent in de afgelopen kwart eeuw. Zijn aandeel in de economie als geheel nam toe van 4,5 tot 4,8 procent, waarmee een al lang bestaande neerwaartse trend werd omgebogen. Als de sector het huidige tempo weet vast te houden, kan hij zijn toegevoegde waarde verdubbelen ten opzichte van het referentiejaar 2010. Jarenlang leek dit doel onbereikbaar, maar in het licht van de recente ontwikkelingen brengen de economen van ING het nieuw leven in.
Een groot obstakel staat echter in de weg: een tekort aan personeel. Volgens een prognose van het Onderzoekscentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), gepubliceerd in juli 2021, zal de technologische industrie in 2026 geen 15.000-20.000 vacatures voor ingenieurs, programmeurs, onderzoekers en geschoolde arbeiders kunnen invullen. Omdat dit probleem niet op korte termijn kan worden opgelost, is het enige alternatief om digitalisering te verdubbelen, zegt ING.
Terugverdienen
De maakindustrie loopt voorop bij het toepassen van digitalisering, het stroomlijnen en automatiseren van ontwerp-, productie- en testprocessen en supply chains. De industriële productiviteit (gemiddeld 3,5 procent per jaar) overtrof historisch gezien de totale Nederlandse productiviteitsstijgingen (1 procent per jaar) en in de afgelopen jaren (2014-2019) was digitalisering de grootste drijvende kracht achter de groei (Figuur 1). Vergeleken met Europese collega's staat de Nederlandse maakindustrie op de tweede plaats na die van Ierland in termen van productiviteit, hoewel een relatief kleine auto-industrie en een sterke semicon-sector tijdens de pandemie de verschillen kunstmatig hebben opgedreven.
Desalniettemin is de productiviteit de laatste tijd niet zo snel gegroeid als vroeger. In 2014-2019 was dat ongeveer de helft van dat in vergelijking met 2002-2008. Dit is een internationale trend, die economen nog niet helemaal kunnen verklaren. Een deel van de verklaring lijkt te zijn dat veel mkb-bedrijven het niet bij lijken te kunnen houden: het verschil in productiviteitsgroei tussen koplopers, doorgaans grote bedrijven, en achterblijvers neemt toe.
Figuur 1. Bijdragen aan de groei van toegevoegde waarde in 2014-2019. Multifactorproductiviteit weerspiegelt de algehele efficiëntie waarmee arbeid en kapitaalinput samen worden gebruikt in het productieproces. Technologie is een belangrijke factor in MFP. Bron: ING, op basis van gegevens van CBS
Dat is begrijpelijk. Kleinere bedrijven hebben een beperktere investeringskracht dan grotere. Het MKB beschikt vaak niet over voldoende schaalgrootte om voldoende kennis over nieuwe technologieën te ontwikkelen, of om proactief intern personeel te werven en op te leiden. Ze nemen ook minder snel zelf IT-specialisten in dienst. Bovendien zijn investeringen in digitalisering, gezien de aard van hun productieactiviteiten – relatief lage volumes, hoge mix – moeilijker terug te verdienen.
Opvoeren
Het MKB zit in een catch-22. Het verhogen van de productiviteit is waarschijnlijk de enige manier om groei te behouden in tijden van arbeidstekorten, en digitalisering is een voor de hand liggende manier om dit te doen, maar diezelfde tekorten maken het moeilijk om te innoveren en de bedrijfsvoering te veranderen - management en personeel hebben het te druk als het is. Maar als de groei wordt belemmerd, hebben de bedrijven minder middelen om het personeel tevreden te houden en nieuwe geschoolde werknemers aan te trekken, waardoor het tekort nog groter wordt. De enige uitweg is door de digitaliseringskogel te bijten, zegt ING.
Branchevereniging FME steunt de conclusies van ING. “De benodigde digitale technologieën zijn niet per se nieuw, maar de implementatie ervan zou nu echt de hoogste prioriteit moeten hebben”, aldus FME en Smart Industry-voorzitter Theo Henrar. “Er zijn meer en beter opgeleide professionals nodig, er moet nauwer worden samengewerkt in de waardeketen en er moeten meer R&D-investeringen worden gedaan.”
Het ministerie van Economische Zaken en Klimaatverandering heeft onlangs samen met de Europese Commissie, Nederlandse provincies en regionale ontwikkelingsorganisaties 30 miljoen euro aangekondigd ter ondersteuning van digitalisering in de maakindustrie.